In opvanggroepen en de groepen 1/2 hanteren wij het observatie-‐ en registratiesysteem “KIJK!” Dit is een systeem waarin per ontwikkelingsgebied alle tussendoelen worden beschreven.
Groepen 1/2
Aan de hand van de doelstellingen uit KIJK! richten wij ons onderwijs in. Zowel de klassikale lessen als de individuele opdrachten worden voorbereid vanuit deze ontwikkelingslijnen. De leerkracht observeert de kinderen en daagt hen uit om verder te komen in hun ontwikkeling. De leerkracht registreert in het systeem wat zij per kind gezien heeft. Op deze manier wordt de ontwikkeling van elk kind gevolgd en gestimuleerd.
Hieronder ziet u de ontwikkelingsgebieden die in “KIJK!” worden beschreven. Uiteraard is dit een beknopte weergave van alle ontwikkelingslijnen. Mocht u de uitgebreidere versie willen bekijken, zoals wij deze in de groep gebruiken, neem dan gerust contact op met de leerkracht van uw kind.
Sociale en emotionele ontwikkeling:
‐ Zelfbeeld: de kennis en het beeld dat een kind van zichzelf heeft.
- Relatie met volwassenen: staat in het teken van toenemende belangstelling voor andere personen, kinderen groeien van leerkracht afhankelijk naar onafhankelijk.
‐ Relatie met andere kinderen: samen spelen en werken met andere kinderen en het leren van nieuwe vaardigheden, bijvoorbeeld voor jezelf opkomen.
Spelontwikkeling:
Een kind speelt zolang het er zin in heeft. Spel is voor jonge kinderen een activiteit die plezier verschaft. Dat is te zien aan de mate waarin hij in zijn spel op gaat. Spelen is een zelfgekozen, uitdagende activiteit; het is de essentiële bron voor leren en ontwikkeling. Spel heeft een positieve invloed op de overige ontwikkelingslijnen.
Taakgerichtheid en zelfstandigheid:
Ontwikkelingslijn die is toegespitst op het uitvoeren van opdrachten. De kinderen leren langere tijd zelf aan het werk te gaan, kinderen worden minder afhankelijk van volwassenen.
Zintuigelijke waarneming
– Auditieve waarneming: inprenting/geheugen, kunnen rijmen en klankcombinaties onderscheiden, bijvoorbeeld lettergrepen en losse letters.
‐ Visuele waarneming: kleuren benoemen, patronen herkennen, van driedimensionaal naar het platte vlak (op papier).
Motoriek en Tekenontwikkeling
‐ Kleine motoriek: bewegingen met armen, handen, vingers, de motoriek wordt naarmate een kind ouder wordt verfijnder.
‐ Grote motoriek: bewegingen met het lichaam
‐ Tekenontwikkeling: een kind tekent vrij en laat zo zien wat het al kan, het gaat hierbij niet om prestatie
Oriëntatie
‐ Lichaamsoriëntatie: kennis van lichaamsdelen en het kunnen sturen van het eigen lichaam. ‐ Ruimtelijke oriëntatie: kennis van ruimtelijke begrippen zoals achter, op, onder, etc. Ruimtelijk kunnen bouwen, puzzelen. Later vertaling van ruimtelijke begrippen naar werken in het platte vlak.
‐ Tijdsoriëntatie: leren van onder andere dagritme, dagen van de week, inzicht in weekindeling en waarvoor een klok dient.
Taal:
‐ Mondelinge taal: het spontaan spreken van de kinderen tijdens vertelkring, kringactiviteiten, spel wordt geobserveerd. Hierbij wordt onder andere gelet op vrij vertellen, verstaanbaarheid, uitspraak, zinsbouw, woordenschat.
‐ Beginnende geletterdheid: boekverkenning, van krabbelen op papier naar het ‘tekenen’ van echte letters, begrijpend luisteren, letterkennis
Rekenen:
‐ Beginnende gecijferdheid: leren tellen startend bij 5, later tot 20. Eerst hardop tellen daarna aanrakend tellen, dan aanwijzend tellen. Gestructureerd tellen, getalherkenning en het maken van kleine sommetjes. –
Logisch denken: ontwikkeling van het denken in hoeveelheden, overeenkomsten en verschillen. Bijvoorbeeld: groot-‐klein, evenveel, meer-‐minder, passen en meten.